5 Onderhoud & verbetering


Het prestatieveld Onderhoud & verbetering is voor het negende jaar onderdeel van de benchmark. Het prestatieveld zegt iets over de instandhoudingskosten, de technische kwaliteit van corporatievastgoed en de woningkwaliteit die huurders ervaren. De 3 onderwerpen hebben onderling een sterke invloed op elkaar. Vaak geldt namelijk, hoe meer een corporatie investeert in een woning, hoe beter de technische kwaliteit. Een huurder ervaart een woning dan meestal ook als beter.

5.1 Instandhoudingskosten corporatiewoningen boven 9 miljard euro

Corporaties investeerden 9,1 miljard euro in de instandhouding van hun woningbestand in 2022. Hieronder verstaan we de totale uitgaven aan een woning voor onderhoud en verbetering. In 2022 is per verhuureenheid (vhe) 7,4 procent meer uitgegeven dan in 2021. Deze stijging komt vooral door de gestegen bouwkosten. De toename is over bijna alle grootteklassen van woningcorporaties gelijk, waarbij klasse M na een sterke stijging in 2021 over 2022 weer net onder het niveau van L uitkomt.

In figuur 5-1 staan de totale instandhoudingskosten per vhe in de periode 2014-2022. Per vhe werd in 2022 3.739 euro uitgegeven. Dat is bijna twee keer zoveel als bij de start van de benchmark in 2014 (1.950 euro).


Figuur 5-1: Instandhoudingskosten per vhe, 2014-2022

Figuur 5-1 Onderhoud

‘De toename van investeringen in woningverbetering komt met name door het verduurzamen van de woningvoorraad’

Investeringen in woningverbeteringen afgelopen jaren het hardst gestegen

De investeringen in woningverbeteringen zijn de afgelopen jaren het hardst gestegen, als we kijken naar de kosten voor reparatie-, mutatie- en planmatig onderhoud en de investeringen in woningverbeteringen (figuur 5-2). Daarbij nemen ook de uitgaven voor planmatig onderhoud toe. De toename in deze investeringen komt met name door het verduurzamen van de woningvoorraad. Daarnaast is ook een substantieel deel van de corporatiewoningen verouderd. In de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog zijn jaarlijks heel veel woningen gebouwd waarvan een groot deel tegenwoordig in beheer is bij woningcorporaties. Die woningen zijn nu toe aan grootschalig onderhoud en verduurzamingsmaatregelen. Tot slot speelt ook de inflatie een rol in de stijging van deze uitgaven.

Figuur 5-2: Uitgesplitste instandhoudingskosten per vhe, 2014-2022

5.2 Jaarlijks wordt bij 5,5 procent van de woningen meer dan 10.000 euro uitgegeven

Uit eerdere analyses van de Aedes-benchmark blijkt dat de ervaren woningkwaliteit pas toeneemt als een corporatie in één keer minimaal 10.000 euro aan een woning uitgeeft. Dit levert een hoger rapportcijfer op van minimaal plus 0,5. Het afgelopen jaar is er een lichte stijging van het aantal woningen waarin een ingreep van meer dan 10.000 euro is gedaan. Dat is te zien in figuur 5-3. Om het aantal ingrepen per jaar goed te kunnen vergelijken, is het bedrag van 10.000 euro gecorrigeerd voor inflatie (prijspeil 2022). 

Figuur 5-3: Aantal woningen met een ingreep boven 10.000 euro

5.3 Instandhoudingskosten stijgen bij alle grootteklassen

Bij alle grootteklassen is dit jaar een verdere stijging van de instandhoudingskosten zichtbaar. Daarbij blijven grotere corporaties – net als voorgaande jaren – gemiddeld meer uitgeven dan de kleinere corporaties. Dat komt overigens niet doordat grotere corporaties een andere samenstelling van hun woningvoorraad hebben, maar doordat grotere corporaties meer aan verduurzaming uitgeven of dat onderhoud duurder is door de locatie van de woningen. XXS-corporaties liggen voor het derde jaar op rij fors onder het gemiddelde. Doordat de grootteklasse XXS in aantal vhe klein is, heeft deze categorie nauwelijks invloed op het beeld voor alle woningcorporaties.

Figuur 5-4: Instandhoudingskosten per grootteklasse, 2019-2022

5.4 Instandhoudingskosten: toename vooral bij eengezinswoningen

Om goed inzicht te krijgen in de gemiddelde instandhoudingskosten maken we een verdeling tussen woningtypen en bouwperiodes. Daarmee krijg je een overzicht van de instandhoudingskosten per vhe onderverdeeld in:

  • het gemiddelde van de periode 2018 tot en met 2022
  • het gemiddelde over 2022
  • absolute verschil in euro per woningtype/bouwjaarklasse tussen 2021 en 2022.

Vergeleken met 2021 zien we de gemiddelde instandhoudingskosten per vhe vooral bij de eengezinswoningen toenemen. Die trend zagen we tussen 2020 en 2021 juist bij de meergezinswoningen. 

Figuur 5-5: Gemiddelde instandhoudingskosten per vhe naar woningtype en bouwperiode

Gemiddelde instandhoudingskosten in euro per vhe in de periode 2018-2022

  tot
1945
1945
t/m
1959
1960
t/m
1969
1970
t/m
1979
1980
t/m
1989
1990
t/m
1999
2000
t/m
2009
2010
t/m
2019
2020
en
later
Eengezinswoning  4.771 4.465 4.289 3.635 2.909 2.177 1.701 1.042 979 
Meergezinswoning zonder lift  4.184 3.903 3.820 3.689 2.829 2.302 2.066 1.259 480 
Meergezinswoning met lift  3.767 4.880 5.145 4.140 3.225 2.625 2.336 1.448 931 
Onzelfstandig  2.421 1.284 1.452 1.480 1.910 1.815 1.927 1.166 4.431 

Gemiddelde instandhoudingskosten in euro per vhe in 2022

  tot
1945
1945
t/m
1959
1960
t/m
1969
1970
t/m
1979
1980
t/m
1989
1990
t/m
1999
2000
t/m
2009
2010
t/m
2019
2020
en
later
Eengezinswoning  6.279 4.722 5.217 4.312 3.399 2.735 2.234 1.402 1.400
Meergezinswoning zonder lift  5.419 4.544 3.903 4.602 3.228 2.653 2.257 1.625 498
Meergezinswoning met lift  3.187 4.814 5.578 4.759 3.861 3.139 2.651 1.689 1.259
Onzelfstandig  3.252 697 507 899 2.096 1.253 1.863 1.121 18

Absolute verschil 2022 versus 2021 in euro per woningtype en bouwjaarklasse

  tot
1945
1945
t/m
1959
1960
t/m
1969
1970
t/m
1979
1980
t/m
1989
1990
t/m
1999
2000
t/m
2009
2010
t/m
2019
2020
en
later
Eengezinswoning  1.111 879 1.388 1.198 263 664 539 407 955
Meergezinswoning zonder lift  934 474 -92 813 308 124 -12 464 45
Meergezinswoning met lift  -312 -765 -86 78 467 377 162 126 941
Onzelfstandig  730 -110 -592 -1.338 413 -447 730 428 -6.949

5.5 Technische kwaliteit: woningen uit bouwjaar 1945-1969 meest verbeterd

De deelletter technische kwaliteit is in de benchmark gebaseerd op de energieprestatie van de woningvoorraad van de corporatie. Sinds 2021 wordt hiervoor de Energieprestatie2 (EP2) gebruikt. Dat is conform de NTA 8800 die vanaf dat jaar de NEN 7120 NV heeft vervangen.

Zoals figuur 5-6 weergeeft, is de technische kwaliteit van woningen uit de bouwklassen 1945-1959 en 1960-1969 het meest verbeterd. Corporaties geven ook meer geld uit aan woningen uit die bouwklassen. Het is opvallend dat corporaties het meeste geld uitgeven aan woningen van voor 1945 maar dat de technische kwaliteit van die woningen relatief minder verbeterd. 

Wijziging NTA 8800
In 2022 is de NTA 8800 aangepast. Sindsdien wordt voor delen van een woning grenzend aan onverwarmde ruimten een hogere temperatuur dan de buitentemperatuur meegenomen. Daardoor krijgen woningen die grenzen aan onverwarmde ruimten een betere EP2-waarde en technische kwaliteit (zie toelichting prestatieveld Duurzaamheid).

Figuur 5-6: Referentiescores en energieletters naar woningtype en bouwperiode*

Gemiddelde EP2-waarde per vhe op 30 juni 2023

  tot
1945
1945
t/m
1959
1960
t/m
1969
1970
t/m
1979
1980
t/m
1989
1990
t/m
1999
2000
t/m
2009
2010
t/m
2019
2020
en
later
Eengezinswoning  241 220 193 186 184 164 133 99 32
Meergezinswoning zonder lift  238 236 221 200 197 166 148 136 91
Meergezinswoning met lift  207 203 190 205 188 161 138 118 65
Onzelfstandig  278 290 208 210 212 185 145 121 114

Absolute verschil gemiddelde EP2 tussen 30 juni 2022 en 30 juni 2023

  tot
1945
1945
t/m
1959
1960
t/m
1969
1970
t/m
1979
1980
t/m
1989
1990
t/m
1999
2000
t/m
2009
2010
t/m
2019
2020
en
later
Eengezinswoning  -10 -16 -13 -9 -5 -4 -3 -5 7
Meergezinswoning zonder lift  -15 -28 -22 -9 -5 -4 -2 -3 0
Meergezinswoning met lift  -4 -14 -14 -11 -7 -5 -5 -2 -2

Energielabel per type woning per 30 juni 2023

  tot
1945
1945
t/m
1959
1960
t/m
1969
1970
t/m
1979
1980
t/m
1989
1990
t/m
1999
2000
t/m
2009
2010
t/m
2019
2020
en
later
Eengezinswoning  C C C C B B A A+ A+++
Meergezinswoning zonder lift  C D C C C B A A A+
Meergezinswoning met lift  C C C C B B A A A++

*Voor onzelfstandige eenheden geldt de NTA 8800-labelscore niet. Daarom ontbreekt dat in de vergelijkstabel de labeltabel.

5.6 Ervaren woningkwaliteit: waardering op nagenoeg gelijk niveau

Huurders hebben dit jaar afgerond dezelfde waardering (6,9) voor de kwaliteit van de woningen gegeven als vorig jaar (6,9). Deze meting is gebaseerd op het oordeel van 136.000 huurders (aselect) bij 221 woningcorporaties. Naar woningtype en bouwjaarklasse opgedeeld geeft dit het volgende beeld (figuur 5-7).

Figuur 5-7: Oordeel huurders over de ervaren woningkwaliteit per woningtype en bouwperiode

  tot
1945
1945
t/m
1959
1960
t/m
1969
1970
t/m
1979
1980
t/m
1989
1990
t/m
1999
2000
t/m
2009
2010
t/m
2019
2020
en
later
Eengezinswoning  6,3 6,4 6,7 6,9 6,9 7,1 7,5 7,9 8,0
Meergezinswoning zonder lift  6,4 5,9 6,3 6,7 6,7 7,2 7,7 7,8 7,7
Meergezinswoning met lift  6,9 6,5 6,7 7,0 7,0 7,4 7,7 7,9 7,9

Waardering woningen met beter energielabel stijgt

Ondanks dat de ervaren woningkwaliteit op het niveau van alle woningcorporaties al jaren stabiel blijft, zien we wel degelijk veranderingen. Vooral de waardering van huurders in oudere woningen neemt af, terwijl de waardering van huurders in nieuwe/verduurzaamde woningen juist toeneemt. Sterker nog, hoe hoger het energielabel, hoe hoger de ervaren woningkwaliteit is. Hoogstwaarschijnlijk doordat die woningen comfortabeler zijn en een lagere energierekening hebben.  

5.7 Benchlearning: kosten stijgen, tijd voor een andere aanpak

De samenstelling van de woningvoorraad varieert aanzienlijk per corporatie. Dankzij aanvullende informatie over het type woningen waar onderhoud en verbetering plaatsvindt, geeft de Aedes-benchmark nog meer inzicht. Per woningtype en bouwperiode is inzichtelijk wat een corporatie uitgeeft en hoe dit zich verhoudt tot andere corporaties met vergelijkbare woningen. Dat maakt het mogelijk om onderling gericht vragen te stellen, het gesprek aan te gaan en van elkaar te leren. Onder andere over onderhoudskosten en over investeringen in de voorraad oudere of juist nieuwere woningen. Het is ook mogelijk om de effecten van investeringen te beoordelen en te bespreken. Dit kan met informatie over de technische kwaliteit van de woning aan de hand van de EP2 en de door de huurder ervaren kwaliteit van de woning per woningtype en bouwperiode.

Tijdens de regionale benchlearningbijeenkomsten is er gelegenheid om onderlinge verschillen te bespreken en de verschillende strategieën uit te lichten. De duurzaamheidsopgave vraagt grote investeringen. Wat zijn de beste keuzes en in welke bouwperiode? In welk woningtype investeer je dan? Hoe richt je je organisatie in? Werk je met een vaste partner of met losse opdrachtnemers? Is er een professionele inkoper betrokken bij de uitvraag richting de markt? De benchmarkresultaten geven voldoende input om de samenwerking op te zoeken en kennis uit te wisselen.

Lees ook

logo Aedes Benchmark