8 Verdieping Leefbaarheid


In 2023 introduceert Aedes een nieuwe verdieping in de Aedes-benchmark op het thema Leefbaarheid. Leefbaarheid is een belangrijke maatschappelijke opgave van woningcorporaties én bovendien één van de pijlers van de Nationale Prestatieafspraken (NPA). De behoefte groeit om te weten hoe huurders hun omgeving waarderen en hoe zij de rol van de corporatie daarbij zien. Want corporaties willen een betere balans tussen inzet op ‘mensen, stenen en geld’.

Dit jaar is een pilot: een eerste verkenning om inzicht te krijgen in hoe huurders de leefbaarheid van hun buurt ervaren en hoe corporaties omgaan met leefbaarheidsinvesteringen. Het doel is om corporaties te stimuleren om ook op het gebied van leefbaarheid van elkaar te leren.

Voor de verdieping Leefbaarheid maken we gebruik van bestaande informatie, zoals financiële data over leefbaarheidsuitgaven. Hierover meer informatie in paragraaf 8.3. Eerst kijken we in paragraaf 8.2 naar de uitkomsten van de 4 vragen aan huurders over de leefbaarheid van hun buurt. Deze zijn samen met inhoudelijke experts en de Werkgroep Huurdersoordeel uitgewerkt. Ook zijn ze getoetst bij de strategische klankbordgroepen Aedes-benchmark en Sociaal Domein. De gestelde vragen staan in figuur 8-1.

Figuur 8-1: Vraagstelling verdieping Leefbaarheid

Subthema Vraagstelling
Veiligheidsgevoel  Voelt u zich veilig in uw buurt? Geef een rapportcijfer.
[op een schaal van 1 t/m 10, waarbij 1 is heel onveilig en 10 is heel veilig]
Overlast  Ervaart u overlast in uw buurt? Geef een rapportcijfer.
[op een schaal van 1 t/m 10, waarbij 1 is heel veel overlast en 10 is heel weinig overlast] 
Schoon en netjes  Vindt u uw buurt schoon en netjes? Geef een rapportcijfer.
[op een schaal van 1 t/m 10, waarbij 1 is helemaal niet schoon en netjes en 10 is heel schoon en netjes]
Ervaren inzet van de corporatie Zet de corporatie zich in voor een prettige en veilige buurt? Geef een rapportcijfer.
[op een schaal van 1 t/m 10, waarbij 1 is zet zich helemaal niet in en 10 is zet zich heel erg in]

Aan het uitzetten van de vragen onder huurders hebben in deze eerste editie 173 corporaties meegedaan. Dat komt neer op een deelnamegraad van 63 procent. Ruim 83.000 huurders hebben zich uitgesproken.

8.1 Beleving huurders bij thema leefbaarheid: overzicht van de scores op de 4 deelthema’s

In figuur 8-2 staat een overzicht van de gemiddelde score op de 4 deelthema’s. Huurders beoordelen het veiligheidsgevoel in de buurt gemiddeld met een 7,5. Voor overlast in de buurt geven huurders gemiddeld een 6,9, waarbij een hoger cijfer minder overlast betekent. De mate waarin de buurt schoon en netjes is, waarderen huurders gemiddeld met een 6,5. Tot slot geven huurders gemiddeld een 6,0 voor de inzet van de corporatie voor een prettige en veilige buurt. In de volgende subparagrafen gaan we in op de resultaten per deelthema.

Figuur 8-2: Gemiddelde scores op de 4 deelthema’s van leefbaarheid

Veiligheidsgevoel

Icon veiligheidsgevoel

Overlast

Icon overlast

Schoon en netjes

Icon schoon en netjes

Inzet van de corporatie

Icon inzet corporaties

Bron: Aedes-benchmark 2023

8.2 Veiligheidsgevoel in de buurt: bijna 9 op de 10 huurders geeft een voldoende

Huurders voelen zich over het algemeen veilig in hun buurt. Bijna 9 op de 10 huurders geeft een voldoende, een meerderheid van 57 procent geeft zelfs een 8 of hoger. 12 procent voelt zich onvoldoende veilig in de buurt en geeft een 5 of lager.

De gemiddelde cijfers per corporatie variëren van een 6,4 tot een 8,7. Daarbij valt op dat er een verband is met corporatiegrootte en stedelijkheid: het veiligheidsgevoel staat iets meer onder druk in het werkgebied van XL-corporaties (7,2 gemiddeld) en in zeer sterk stedelijk gebied (7,1) ten opzichte van een 7,5 gemiddeld.

8.3 Overlast: driekwart van alle huurders geeft een voldoende

Een ruime meerderheid van de huurders ervaart geen hinderlijke overlast in hun buurt. Driekwart geeft een voldoende. En 45 procent zelfs een 8 of hoger. Toch ervaart een kwart overlast in hun buurt en geeft een onvoldoende. Dat sluit aan bij eerdere Veerkrachtonderzoeken waarbij bepaalde wijken – vaak in grote steden – met veel corporatiebezit slecht scoren op leefbaarheid.

De gemiddelden per corporatie lopen iets meer uiteen dan bij Veiligheidsgevoel: van een 5,6 tot een 8,7. Net als bij Veiligheidsgevoel is er ook hier een duidelijk verband met corporatiegrootte en stedelijkheid. Het sentiment is vaker negatiever bij huurders van grotere corporaties (XL: 6,6) en in sterk stedelijk gebied (6,4) ten opzichte van een 6,9 gemiddeld.

Het veiligheidsgevoel en de mate van ervaren overlast hangen ook duidelijk met elkaar samen: hoe hoger het cijfer voor het veiligheidsgevoel, hoe positiever ook het oordeel over ervaren overlast.

8.4 Schoon en netjes: bijna driekwart geeft een voldoende, maar minder uitgesproken positieven

Bijna driekwart van de huurders vindt zijn/haar buurt voldoende schoon en netjes. Het aantal huurders dat uitgesproken positief is, is lager dan bij de eerste 2 velden. Een derde geeft een 8 of hoger. Iets meer dan een kwart geeft een onvoldoende. 

De gemiddelde cijfers per corporatie variëren van een 5,4 tot een 8,2. In lijn met de vorige 2 deelthema’s is er een verband met corporatiegrootte en stedelijkheid. Dit resulteert in de laagste scores in het werkgebied van XL-corporaties (6,1) en in sterk stedelijk gebied (5,8) ten opzichte van een 6,5 gemiddeld.

8.5 Ervaren inzet van de corporatie: veel huurders hebben hier geen beeld bij

Met een 6,0 gemiddeld geven huurders een relatief lage score voor de ervaren inzet van hun corporatie voor een veilige en prettige buurt. De scores lopen per corporatie sterk uiteen. Ze variëren van een 4,7 tot een 8,6 gemiddeld. Net als bij Veiligheidsgevoel, Overlast en Schoon en netjes is er een verband met corporatiegrootte en met de mate van stedelijkheid. Huurders van XL-corporaties en van corporaties in zeer sterk stedelijk gebied geven gemiddeld het laagste cijfer (beiden 5,5) ten opzichte van een 6,1 gemiddeld.

‘4 op de 10 huurders heeft geen goed beeld van de inzet van corporaties aan veilige en leefbare buurten’

Hoewel er een groep is die echt kritisch is over de inzet van corporaties, blijkt dat veel huurders helemaal geen goed beeld hebben van wat corporaties doen om veilige en prettige buurten te creëren.  

Bij de vragen voor de verdieping Leefbaarheid is een categorie ‘dat weet ik niet’ aanbevolen maar niet verplicht gesteld, net als voor de deelscorevragen van het prestatieveld Huurdersoordeel. Bij de 116 corporaties die door KWH zijn gemeten, hebben de bevraagde huurders de categorie ‘dat weet ik niet’ als keuzemogelijkheid aangeboden gekregen. Inzoomend op deze groep corporaties, blijkt dat bijna 4 op de 10 huurders ‘dat weet ik niet’ antwoordt (zie figuur 8-3). Dit duidt erop dat een aanzienlijk deel van de huurders geen beeld heeft van wat hun corporatie eigenlijk doet voor een prettige en veilige buurt. Ter vergelijking, bij de andere 3 deelvragen vulde 1 à 2 procent ‘weet niet’ in.

Figuur 8-3: Frequentieverdeling ervaren inzet corporatie voor een veilige en prettige buurt (Selectie: 116 corporaties gemeten door KWH)

Als de leefbaarheidssituatie juist wel in orde is, blijkt het voor huurders lastig aan te geven wat de rol van de corporatie hierbij is. Want huurders die aangaven niet te weten wat de inzet van hun corporatie is voor een prettige en veilige buurt, waren juist bovengemiddeld positief over de subthema’s: Veiligheidsgevoel, Overlast en Schoon en netjes (allen ca. 0,3 punt hoger dan gemiddeld).

Als huurders wél aangaven hoe zij de inzet van de corporatie ervaren, dan valt op dat dit zeer sterk samenhangt met het algemene beeld dat huurders van hun corporatie hebben. Dit blijkt uit een aanvullende analyse op het KWH Huurdersonderzoek. Daarin vraagt KWH ook wat huurders in algemene zin vinden van hun corporatie. Dit algemene oordeel over de corporatie laat een zeer sterk verband zien (r=0.8) met de ervaren inzet van de corporatie voor een veilige en prettige buurt.

Dat wijst erop dat huurders vaak antwoorden in lijn met het beeld dat ze al hebben van de corporatie: is dat beeld positief, dan denkt of verwacht de huurder dat de corporatie zich ook inzet voor een veilige en prettige buurt. Maar staat de huurder juist kritisch ten opzichte van de corporatie, dan heeft die meestal ook geen hoge pet op van de inzet van de corporatie voor de buurt. Hier liggen dus nog veel kansen voor corporaties. Want het beeld van een corporatie die zich inzet voor de buurt, kan weer bijdragen aan een positief beeld van de corporatie als geheel.

Naast de inspanningen van de corporatie, zijn er natuurlijk nog veel meer factoren en partijen die de leefbaarheid in de buurt beïnvloeden. Dat zal meespelen bij de moeite die huurders hebben om de rol van de corporatie hierin te beoordelen.

8.6 Ervaren inzet van de corporatie draagt relatief sterk bij aan totaaloordeel buurt

Het oordeel van huurders over hun buurt wordt al jaren gemeten als indicator voor het prestatieveld Huurdersoordeel. Het is interessant om te zien hoe de deelthema’s van leefbaarheid samenhangen met deze overall beleving van huurders in hun buurt.

Een zogenaamde Relative Weights-analyse berekent de invloed van de subthema’s zoals die zijn uitgevraagd op het totaaloordeel van de buurt. In figuur 8-4 is te zien dat de 4 subthema’s samen 56 procent van het oordeel over de buurt verklaren (verklaarde variantie: R2 = 0.56). Dat is een relatief groot deel. De overige 44 procent zijn andere factoren die van invloed zijn op het oordeel over de buurt, maar die niet in de analyse zijn meegenomen.

Daarbij valt op dat áls huurders een uitspraak doen over hoe zij de inzet van de corporatie ervaren, dit een relatief sterke invloed heeft op het oordeel over de buurt (22 procent), vergeleken met Veiligheidsgevoel, Overlast en Schoon en netjes (elk ca. 11 procent). De ervaren inzet van de corporatie doet iets met de beleving van leefbaarheid en met het beeld van de buurt. Tegelijkertijd kan een positief of negatief gevoel bij de buurt ook afstralen op de corporatie.

‘Zichtbare activiteiten voor een prettige en leefbare wijk hebben een positief effect op de beleving van huurders van hun wijk’

Deze analyse, in combinatie met het hoge percentage ‘dat weet ik niet’, laat wel zien dat er kansen liggen voor corporaties die deze rol in de buurt actief invullen: zij mogen zich hier zeker mee profileren en met hun activiteiten naar buiten treden. Voor corporaties die nog meer aan de slag willen met een actieve rol voor een veilige en prettige buurt, is het bemoedigend om te zien dat dit voor huurders zeker een positieve impuls kan geven aan hun beleving van de buurt.

Figuur 8-4: Relatief belang van aspecten leefbaarheid op totaaloordeel over de buurt
(o.b.v. Relative Weights-analyse)

Leefbaarheid figuur 8-4

8.7 Eenduidige definitie leefbaarheidskosten ontbreekt

Belangrijk om op te merken is dat tussen corporaties grote verschillen bestaan in wat zij als leefbaarheidskosten boeken. Een eenduidige definitie of richtlijn bestaat daar niet voor. Figuur 8-5 laat de enorme spreiding in leefbaarheidskosten per corporatie zien. Van de totaal 245 deelnemende corporaties zijn er ook 8 die helemaal geen leefbaarheidskosten boeken.

Figuur 8-5: Totale leefbaarheidsuitgaven per vhe per jaar per corporatie

8.8 Leefbaarheidskosten nemen toe

De manier waarop individuele corporaties leefbaarheidskosten boeken verandert nauwelijks. Daardoor kunnen we de ontwikkeling van leefbaarheidsuitgaven toch goed in beeld brengen. Mede in het licht van de NPA-afspraken is het relevant om de totale kosten te analyseren die woningcorporaties als leefbaarheidsuitgaven beschouwen. Figuur 8-5 toont de ontwikkeling van het aantal euro per verhuureenheid (vhe) dat op leefbaarheid wordt geboekt. De afgelopen 6 jaar investeren corporaties jaar op jaar meer in leefbaarheid.

De overige bedrijfslasten leefbaarheid zijn trouwens niet gespecificeerd opgevraagd. Maar dit zijn bijvoorbeeld kosten voor ICT, gebruiks- of kantoorartikelen en dergelijke die zijn geboekt op de post Leefbaarheid.

Figuur 8-6: Verschillende leefbaarheidsuitgaven in euro per vhe

8.9 Leefbaarheidsuitgaven hoger in stedelijk gebied

Corporaties met woningen in stedelijk gebied betalen zo’n 140 euro per vhe aan leefbaarheidskosten. Dat is 40 tot 50 euro per vhe meer dan corporaties met woningen in weinig tot niet stedelijk gebied. Daarbij valt op dat de mate waarin sprake is van stedelijkheid geen significant effect heeft. Zie verdeling in figuur 8-7.

Figuur 8-7: Leefbaarheidskosten per vhe naar mate van stedelijkheid

Lees ook

logo Aedes Benchmark