8 Verdieping Leefbaarheid


De verdieping op het thema Leefbaarheid maakt voor het tweede jaar deel uit van de Aedes-benchmark. Deze verdieping biedt inzicht in hoe huurders de leefbaarheid in hun buurt ervaren en
de investeringen die corporaties doen in leefbaarheid. We maken grotendeels gebruik van bestaande informatie, zoals financiële data en inzet van personeel vanuit het prestatieveld Bedrijfslasten. Daarnaast zijn er aanvullende vragen gesteld aan huurders over hun beleving. Deze vragen zijn toegevoegd aan de enquête voor het prestatieveld Huurdersoordeel.

8.1 Beleving huurders bij thema leefbaarheid stabiel

Aan de verdieping Leefbaarheid hebben in deze tweede editie 197 corporaties meegedaan, zo’n 6 procent meer dan vorig jaar. Ruim 152.000 huurders gaven dit jaar hun mening over de leefbaarheid van hun buurt. Een toename van 69.000 huurders. Corporaties bevragen huurders steekproefsgewijs. Ongeveer 14 procent van de deelnemende corporaties doet tweejaarlijks onderzoek naar de beleving van leefbaarheid. In dat geval zijn de antwoorden van 2023 gebruikt. 

Figuur 8-1 geeft een overzicht van de gemiddelde scores op de 4 deelthema’s. Met verschillen van ongeveer 0,05 punt ten opzichte van vorig jaar zijn de resultaten op alle thema’s nagenoeg niet veranderd.

Figuur 8-1: Gemiddelde scores op de 4 deelthema’s van leefbaarheid

Veiligheidsgevoel

Icon veiligheidsgevoel

Overlast

Icon overlast

Schoon en netjes

Icon schoon en netjes

Inzet van de corporatie

Icon inzet corporaties

Bron: Aedes-benchmark 2024

8.2 Veiligheidsgevoel in de buurt: bijna 9 op de 10 huurders geeft een voldoende

Huurders voelen zich over het algemeen veilig in hun buurt. Bijna 9 op de 10 huurders geeft een voldoende, een meerderheid van 57 procent geeft zelfs een 8 of hoger. 12 procent van de huurders voelt zich onvoldoende veilig in de buurt en geeft een 5 of lager.

De gemiddelde cijfers per corporatie variëren van een 6,4 tot een 8,5. Daarbij valt op dat er een verband is met corporatiegrootte en stedelijkheid: het veiligheidsgevoel staat iets meer onder druk in het werkgebied van XL-corporaties (7,2 gemiddeld) en in zeer sterk stedelijk gebied (7,1) ten opzichte van het gemiddelde van 7,4.

8.3 Overlast: driekwart van alle huurders geeft een voldoende

Een ruime meerderheid van de huurders ervaart geen hinderlijke overlast in hun buurt. Driekwart geeft een voldoende en 45 procent zelfs een 8 of hoger. Toch ervaart een kwart wel overlast in hun buurt en geeft een onvoldoende.

De gemiddelden per corporatie lopen iets meer uiteen dan bij Veiligheidsgevoel: van een 5,8 tot een 8,4. Net als bij Veiligheidsgevoel is er ook hier een duidelijk verband met corporatiegrootte en stedelijkheid. Het sentiment is vaker negatiever bij huurders van grotere corporaties (XL: 6,5) en in zeer sterk stedelijk gebied (6,3) ten opzichte van het gemiddelde van 6,9. Dat sluit aan bij eerdere onderzoeken waarbij bepaalde wijken – vaak in grote steden – met veel corporatiewoningen slecht scoren op leefbaarheid.

8.4 Schoon en netjes: bijna driekwart geeft een voldoende, maar minder uitgesproken positieven

Bijna driekwart van de huurders vindt zijn/haar buurt voldoende schoon en netjes. Het aantal huurders dat uitgesproken positief is, is lager dan bij de eerste 2 deelthema’s. Een derde geeft een 8 of hoger. Iets meer dan een kwart geeft een onvoldoende. 

De gemiddelde cijfers per corporatie variëren van een 5,2 tot een 8,1. In lijn met de vorige 2 deelthema’s is er een verband met corporatiegrootte en stedelijkheid. Dit resulteert in de laagste scores in het werkgebied van XL-corporaties (6,0) en in zeer sterk stedelijk gebied (5,8) ten opzichte van het gemiddelde van 6,4.

8.5 Leefbaarheidsinzet van de corporatie: veel huurders hebben hier geen beeld bij

Met een 6,0 gemiddeld geven huurders een relatief lage score gevraagd naar hoe ze de inzet ervaren van hun corporatie voor een veilige en prettige buurt. De scores lopen per corporatie uiteen en variëren van een 4,9 tot een 7,9 gemiddeld. Net als bij de andere 3 deelthema’s is er een verband met corporatiegrootte en met de mate van stedelijkheid. Huurders van XL-corporaties (5,4) en van corporaties in zeer sterk stedelijk gebied (5,5) geven een lager cijfer ten opzichte van het gemiddelde van 6,0.

Opvallend is dat ongeveer 30 procent[1] aangeeft geen goed beeld te hebben van wat hun corporatie doet om een veilige en prettige buurt te creëren. Van de huurders die hier wel een beeld van hebben geeft 48 procent een 6 of hoger. Bijna een kwart van de huurders geeft een onvoldoende voor de inzet die zij ervaren van de corporatie. Een verdeling van de cijfers is te zien in figuur 8-2. Naast de inspanningen van de corporatie, zijn er natuurlijk meer factoren en partijen die een rol spelen bij leefbaarheid in een buurt. Dat zal meespelen bij de moeite die huurders hebben om de rol van de corporatie hierin te beoordelen.


Figuur 8-2: Frequentieverdeling ervaren inzet corporatie voor een veilige en prettige buurt 

Aedes-benchmark 2024 Figuur 8-2

Bron: Aedes-benchmark 2024
 

Met name als de leefbaarheidssituatie juist wel in orde is, blijkt het voor huurders lastiger om aan te geven welke rol de corporatie hierbij speelt. Want huurders die niet weten wat de inzet van hun corporatie is voor een prettige en veilige buurt, zijn juist bovengemiddeld positief over de andere 3 subthema’s van leefbaarheid: veiligheidsgevoel, overlast en schoon en netjes (allen ca. een half punt hoger dan gemiddeld).

8.6 Sterke onderlinge samenhang tussen leefbaarheidsthema’s

De leefbaarheidsthema’s hangen onderling allemaal sterk met elkaar samen. Dat betekent bijvoorbeeld: hoe positiever het oordeel over een schone en nette buurt, hoe positiever huurders ook zijn over het veiligheidsgevoel in de buurt, de ervaren overlast en de ervaren inzet van de corporatie.

Daarnaast valt op dat de inzet die huurders van hun corporatie ervaren ook sterk samenhangt met het algemene beeld dat huurders hebben van de corporatie. Dit blijkt uit een aanvullende analyse van het KWH Huurdersonderzoek waarin ook is gevraagd naar een algemeen oordeel over de corporatie. Dit verband wijst erop dat huurders vaak antwoorden in lijn met het beeld dat ze al hebben van de corporatie: is dat beeld positief, dan denkt of verwacht de huurder dat de corporatie zich ook inzet voor een veilige en prettige buurt. Maar is de huurder juist kritisch op de corporatie, dan heeft die ook een minder hoge pet op van de inzet van de corporatie voor de buurt. Ook andersom kan dit gelden. Dus actief aan de slag gaan met leefbaarheid in buurt en die inzet ook zichtbaar maken voor huurders, kan een bijdrage leveren aan een positief imago van de corporatie.

8.7 Ervaren inzet van de corporatie draagt relatief sterk bij aan totaaloordeel buurt

Het oordeel van huurders over hun buurt wordt al jaren gemeten als indicator voor het prestatieveld Huurdersoordeel. Het is interessant om te zien hoe de deelthema’s van leefbaarheid samenhangen met deze overkoepelende beleving van huurders bij hun buurt.

Een zogenaamde Relative Weights analyse berekent de relatieve bijdrage van de verschillende subthema’s van leefbaarheid aan het totaaloordeel over de buurt. In figuur 8-3 is te zien dat de 4 leefbaarheidsthema’s samen voor 56 procent het oordeel over de buurt verklaren (verklaarde variantie: R2 = 0.56). Dat is een relatief groot deel. De overige 44 procent wordt verklaard door andere factoren die van invloed zijn op het oordeel over de buurt, maar die niet in de analyse zijn meegenomen.

Het valt op dat wanneer huurders een beeld hebben bij de inzet van de corporatie voor een prettige en veilige buurt, dit relatief sterk bijdraagt aan het totaaloordeel over de buurt (22 procent). Ter vergelijking: de bijdrage van hun ervaring van het veiligheidsgevoel, overlast en schoon en netjes is elk ongeveer 11 procent. De ervaren inzet van de corporatie doet dus iets met de beleving van de leefbaarheid en met het totaalbeeld van de buurt. Tegelijkertijd kan een positieve of negatieve beleving van de buurt ook afstralen op de corporatie.

Deze analyse in combinatie met het hoge percentage ‘dat weet ik niet’ laat zien dat er kansen liggen voor corporaties die actief werken aan veilige en prettige buurten. Zij mogen zich hiermee zeker profileren en met hun activiteiten naar buiten treden. Voor corporaties die actiever aan de slag willen voor veilige en prettige buurten, is het bemoedigend om te zien dat het in positieve zin kan bijdragen aan hoe huurders hun buurt ervaren.
 

Figuur 8-3: Relatief belang van aspecten leefbaarheid op totaaloordeel over de buurt
(o.b.v. Relative Weights-analyse)

Aedes-benchmark 2024 Figuur 8-3

8.8 Leefbaarheidsuitgaven nemen verder toe

Belangrijk om op te merken is dat tussen corporaties grote verschillen bestaan in wat zij als leefbaarheidskosten boeken. Een eenduidige definitie of richtlijn ontbreekt daarvoor. Desondanks verandert de manier waarop individuele corporaties leefbaarheidskosten boeken nauwelijks. Daardoor kunnen we de ontwikkeling van leefbaarheidsuitgaven toch goed in beeld brengen.

‘Corporaties investeren de afgelopen 3 jaar ieder jaar meer in leefbaarheid’

De afgelopen 3 jaar investeerden corporaties ieder jaar meer in leefbaarheid. In 2023 was dat gemiddeld 160 euro per vhe. Een overzicht hiervan is te zien in figuur 8-4. De verwachting is dat deze uitgaven de komende jaren verder gaan toenemen. Aangezien ook het aantal fte in 2023 met 293 (15 procent) is toegenomen.

In 2022 en in 2023 is de opvraag van gegevens verder aangescherpt om een zuiverder beeld te krijgen. Zo is inzichtelijk gemaakt dat gemiddeld 20 euro per vhe leefbaarheidskosten voortkomt uit organisatiekosten, lees de kosten van onder andere ICT en huisvesting van de leefbaarheidsmedewerkers. Tevens is in 2022 en 2023 in beeld gebracht welk deel van leefbaarheid samenhangt met onderhoud en nieuwbouw. Dit is respectievelijk 9 en 4 euro per vhe per jaar.

Figuur 8-4: Verschillende leefbaarheidsuitgaven in euro per vhe

Figuur 8-5: Toename in aantal fte op leefbaarheid

8.9 Grote verschillen leefbaarheidsuitgaven tussen corporaties

Tussen corporaties zien we grote verschillen in leefbaarheidsuitgaven per vhe per jaar. Als we kijken naar wat corporaties boeken op leefbaarheid dan loopt dit uiteen van maximaal 594 euro per vhe per jaar tot 0 euro per vhe per jaar. Dit hangt sterk af van bijvoorbeeld in welke wijken woningen van een corporatie staan, hoe een corporatie kijkt naar inzet op leefbaarheid en het daaruit volgend beleid. Tegelijkertijd speelt boekhouding hier ook een rol. Een eenduidige definitie van leefbaarheidskosten ontbreekt waardoor corporaties dit ook verschillend boeken.

Van de totaal 242 deelnemende corporaties zijn er 6 die helemaal geen leefbaarheidskosten boeken.

Figuur 8-6: Verdeling totale leefbaarheidsuitgaven per vhe per jaar

8.10 Leefbaarheidsuitgaven hoger bij grotere corporaties.

Uit een analyse van de leefbaarheidskosten naar grootteklasse blijkt dat de L en XL-corporaties nagenoeg evenveel uitgeven aan personeelskosten en inhuur op leefbaarheid. Dat de XL-corporaties totaal meer uitgeven heeft vooral te maken met de hogere organisatie- out of pocketkosten, lees bijvoorbeeld de ICT en huisvesting van de leefbaarheidsmedewerkers. Wordt alleen gekeken naar de personele, de inhuur en de out of pocket kosten dan geven de corporaties M, L en XL nagenoeg evenveel uit. Zie verdeling in figuur 8-7.

Figuur 8-7: Leefbaarheidsuitgaven naar grootteklasse

8.11 Meer verdieping in het Aedes-datacentrum en regionale kennisdagen

Aedes-datacentrum
Wil je inzicht in hoe jouw corporatie het doet in de branche ten opzichte van andere corporaties of landelijk? In het Aedes-datacentrum kunnen corporaties hun cijfers vergelijken en downloaden als PDF- of Excel-bestand. In het Aedes-datacentrum zijn bijna 200 indicatoren van de Aedes-benchmark opgenomen voor alle individuele corporaties. Hiermee kunnen corporaties eigen vergelijkingen maken en zelf overzichten en grafieken samenstellen. Daarnaast zijn er veel cijfers uit andere bronnen zoals de dVi, dPi, WoON, CBS te vinden in de databank. Bekijk de video: Wat vind je allemaal in het Aedes-datacentrum voor uitleg van wat je allemaal in het datacentrum kunt vinden, hoe je het gebruikt en wat het je oplevert.

Regionale kennisdagen
In januari en februari 2025 zijn er 5 regionale kennisdagen. In de ochtend vergelijken we de algemene benchmarkresultaten met de regionale resultaten per thema. Wat valt op? Welke strategieën en oplossingen zijn er? We gaan samen in gesprek en aan de slag.

De middag staat in het teken van meer verdieping per thema. Elk thema heeft een eigen aanbod aan activiteiten en werkvormen. Centraal staat van elkaar leren en co-creëren.

Per dag zijn er themasessies over Huurdersoordeel, Leefbaarheid, Onderhoud & verbetering, Duurzaamheid, Beschikbaarheid & betaalbaarheid i.c.m. nieuwbouw en Bedrijfslasten. Je kiest één thema waar je de hele dag mee aan slag gaat.

Nieuwsgierig naar wat de Regionale kennisdagen jou kunnen bieden? Bekijk het programma en meld je aan.

Voetnoot

[1] Vorig jaar was de antwoordcategorie ‘dat weet ik niet’ optioneel. Vanaf dit jaar is dit verplicht bij de leefbaarheidsvragen. Een deel van de corporaties heeft deze wijziging pas in de loop van het meetjaar doorgevoerd. Het aandeel huurders dat geen beeld heeft kan hoger liggen. Volgend jaar hebben we een compleet beeld aangezien we dan een volledig meetjaar hebben.

Lees ook

logo Aedes Benchmark