5.3 Instandhoudingskosten per woningtype en bouwjaar
In het prestatieveld Onderhoud & verbetering zijn ook de technische kwaliteit en de door de huurder ervaren kwaliteit van de woning meegenomen. Hoge of lage instandhoudingskosten alleen geven namelijk onvoldoende houvast om een corporatie te beoordelen op onderhoud en woningverbetering. Wanneer een (aanvullende) prestatie op de kwaliteitsaspecten gewenst is, kan het juist wenselijk zijn om meer kosten te maken voor onderhoud en verbetering. Daar komt bij dat er grote verschillen zijn in de samenstelling van de woningvoorraad van corporaties naar woningtype en bouwperiode. Die verschillen hebben veel invloed op de hoogte van de instandhoudingskosten, en de technische en ervaren woningkwaliteit. Om corporaties onderling te kunnen vergelijken, wordt daarom rekening gehouden met de samenstelling van de individuele woningvoorraad op deze twee woningkenmerken.
Op basis van de verdeling van de voorraad over de kenmerken (woningtype en bouwperiode) ontstaat onderstaand overzicht van de instandhoudingskosten per vhe onderverdeelt in:
-
het gemiddelde van de periode van 2016 tot en met 2019
-
het gemiddelde voor 2020
-
de absolute verandering in euro’s.
In vrijwel alle bouwjaarklassen en woningtypen is meer uitgegeven en in de bouwjaarklasse 1960-1969 is de grootste stijging zichtbaar over de meergezinswoningen. De stijging bij de eengezinswoningen is het hoogst in de bouwjaarklasse 1970-1979.
Tabel 5-1: Gemiddelde instandhoudingskosten in euro per vhe naar woningtype en bouwperiode (2016-2019, 2020 en de verandering)
Gemiddelde instandhoudingskosten per vhe in de periode van 2016-2019
tot 1945 | 1945 - 1959 | 1960 - 1969 | 1970 -1979 | 1980 -1989 | 1990 -1999 | 2000 -2009 | 2010 en later | |
Eengezinswoningen | 3.515 | 3.677 | 3.234 | 2.736 | 2.134 | 1.623 | 1.231 | 884 |
Meergezinswoningen zonder lift | 3.649 | 3.143 | 3.374 | 2.962 | 2.255 | 1.809 | 1.615 | 1.404 |
Meergezinswoningen met lift | 2.637 | 3.349 | 3.795 | 3.052 | 2.307 | 1.986 | 1.617 | 1.133 |
Onzelfstandige woongelegenheden | 2.134 | 1.079 | 1.286 | 1.366 | 1.580 | 1.571 | 1.538 | 934 |
Gemiddelde instandhoudingskosten per vhe in 2020
tot 1945 | 1945 - 1959 | 1960 - 1969 | 1970 -1979 | 1980 -1989 | 1990 -1999 | 2000 -2009 | 2010 en later | |
Eengezinswoningen | 4.699 | 4.537 | 4.353 | 4.069 | 2.830 | 2.123 | 1.586 | 1.020 |
Meergezinswoningen zonder lift | 3.581 | 4.000 | 4.273 | 3.431 | 2.771 | 2.254 | 2.125 | 946 |
Meergezinswoningen met lift | 2.590 | 4.410 | 5.640 | 4.103 | 3.428 | 2.730 | 2.656 | 1.489 |
Onzelfstandige woongelegenheden | 2.044 | 1.027 | 1.607 | 1.565 | 2.234 | 1.941 | 2.291 | 1.438 |
Absolute mutatie in € per bouwjaarsklasse
tot 1945 | 1945 - 1959 | 1960 - 1969 | 1970 -1979 | 1980 -1989 | 1990 -1999 | 2000 -2009 | 2010 en later | |
Eengezinswoningen | 1.184 | 860 | 1.119 | 1.333 | 696 | 500 | 355 | 136 |
Meergezinswoningen zonder lift | -68 | 857 | 899 | 468 | 516 | 445 | 510 | -458 |
Meergezinswoningen met lift | -47 | 1.062 | 1.845 | 1.051 | 1.121 | 743 | 1.039 | 356 |
Onzelfstandige woongelegenheden | -90 | -52 | 321 | 199 | 654 | 370 | 753 | 504 |