3.2 Niet-beïnvloedbare bedrijfslasten dalen, beïnvloedbare bedrijfslasten blijven stijgen
Bij de niet-beïnvloedbare bedrijfslasten meten we de belastingen en heffingen waar corporaties geen invloed op hebben, zoals de verhuurderheffing, de OZB, overige gemeentelijke heffingen en de vennootschapsbelasting. De leningenruil Vestia en de obligoheffing zijn ook aangemerkt als niet-beïnvloedbaar. De niet-beïnvloedbare bedrijfslasten zijn met name door de afname van de vennootschapsbelasting en de verhuurderheffing gedaald tot 1.375 euro per vhe (vorig jaar 1.439 euro).
Figuur 3-2: Ontwikkeling beïnvloedbare en niet-beïnvloedbare bedrijfslasten, 2016-2021
Op sectorniveau heeft de leningenruil geen direct effect op de bedrijfslasten. De kosten in de sector komen overeen met de opbrengst bij Vestia. Indirect leidt de leningenruil in boekjaar 2021 wel tot een (tijdelijk) effect bij de vennootschapsbelasting. De corporaties mogen namelijk in zowel 2021 als 2022 50 procent van de leningenruilkosten ten laste van het fiscale resultaat brengen. Dit leidt tot een lagere belastingdruk. De opbrengst bij Vestia leidt niet tot een directe acute belastingdruk in boekjaar 2021 als gevolg van compensabele verliezen. In de benchmark van 2023 (boekjaar 2022) zien we straks het effect van de leningenruil nogmaals in de vennootschapsbelasting terug.
Dankzij hun verbeterde kostenbewustzijn zijn corporaties in de periode 2013-2017 erin geslaagd om de beïnvloedbare bedrijfslasten met 25 procent te laten dalen. In 2018 bleek de ondergrens bij veel corporaties te zijn bereikt en zijn de bedrijfslasten voor het eerst weer gestegen. Deze trend zet door in 2019 tot en met 2021. De beïnvloedbare bedrijfslasten stijgen in 2021 met 3,7 procent naar 877 euro per vhe. Deze stijging van 31 euro komt hoofdzakelijk door de stijging van de ‘out of pocket’ kosten van de overige bedrijfslasten en inhuur. Opvallend is dat de totale personeelskosten maar beperkt zijn toegenomen, terwijl binnen de sector het aantal fte met 325 is gestegen naar 22.457 (2020: 22.132) en dat er een CAO-verhoging is geweest.
Toelichting leningenruil Vestia
Collega-corporaties hebben in 2021 dure leningen van Vestia omgeruild met eigen marktconforme leningen. Daarmee is de hoge rentelast van Vestia structureel verlaagd en krijgen de deelnemende collega-corporaties een hogere last. Vestia krijgt hiermee weer ruimte om bij te dragen aan de volkshuisvestelijke opgaven in de gemeenten waar ze actief is. De contante waarde van het effect van de leningenruil, de zogenaamde ‘volkshuisvestelijke investering’ is boekhoudkundig bij Vestia als opbrengst en bij de deelnemende corporaties als kosten verantwoord. Van deze opbrengst en kosten mag 50 procent in 2021 en 50 procent in 2022 in het fiscale resultaat worden meegenomen. Door de compensabele verliezen van Vestia heeft deze in 2021 geen extra last terwijl de andere collega-corporaties gemiddeld gezien wel een aftrek hebben. Dit leidt tot een lagere belastingdruk.